Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Hoogpolig herfsttapijt
het zijn geen
vlaagjes wind
die spelen met
afgevallen bladeren
maar beelden uit
voorgaande seizoenen
die nog lente dansen in
het naar de zomer groenen
geen afval uit
voorbije tijd maar
kleurige herinneringen aan
toen bomen nog vol hingen
nu dwarrelend gedragen
en bijeen gescharreld
door de droge lucht
op hun laatste vlucht
zacht uitgespreid
tot een schitterend
hoogpolig herfsttapijt
waarin stilte warm rust
Hof van Eden
Hun ranke pootjes raken nauwelijks de grond
als zij zich in een kudde naar mij reppen.
Geduldig wachtend draaien zij om me heen
en beurtelings strijken ze langs mijn handen
tot deze zich ontvouwen voor een streling.
Zich niet bekommerend om goed en kwaad
weven zij gestaag een lome warmte
waarmee ze mij voorzichtig overfloersen.
De tijd verliest geleidelijk zijn greep.
Terwijl ik wegkruip in een grijze zachtheid
heb ik al spinnend aan mijzelf genoeg.
Ontwenning
de blauwe sluiers die voor mijn ogen zweefden
lokten mij steeds sneller wervelend
om mij met kussen te verstikken
ik vluchtte onder geelrode bomen
waarvan de tintelende geur
mij na jaren van vergetelheid doorstroomde
Een vlucht in extase
ik drijf buien uiteen
men de wolken
tot zij uitgeraasd zijn
boven het vlakke land
span de wind
voor mijn wagen om
ze stormenderhand
weer op te jagen
bliksem licht op
als we de aarde raken
wielen aan bruggen
en kerktorens haken
donder rolt
bulderend door lagen
warme en koude lucht
een vlucht in extase
ik heb dit fenomeen
al eeuwenlang geschapen
als mensen goden vergeten
of de schepping mishagen
Oktober
nu wordt alles langzaam weer vertrouwd
het veilig pantser van de dikke jas
de beschutting van de zwarte paraplu
het kunstlicht in de vroege avond
kunstwarmte uit de suizende kachel
het grijze dekbed over de aarde
dat onbestemd verlangen geruisloos smoort
Zijn laatste zonnebad
ik zie het blad
loom vallen
in volle herfstkleur
takkenbrekende
stormen getrotseerd
door hagel bezeerd
zij klaren al de lucht
voor kraakheldere
blauwe vergezichten
waar sprieten nietig
op de hoge stammen
in de hemel prikken
door berijpen
zullen zij zonlicht in
duizend kleuren splijten
nog warmt het
blad de aarde met
zijn laatste zonnebad
voordat de eerste
vorst gaat komen als einde
van talloze zomerdromen
Het schizofrene aardt
schimmig knoest
zijn stam en
detoneert de tijd
standvastigheid
beklijft eonenlang
zijn strakke lijf
met voeten in het
zuurstofloze water
werd hij geen prater
hij overleeft waar
dood in gassen borrelt
uit vergane grond
zal zegenvieren
als bliksem eindelijk
het schizofrene aardt
de gespletenheid die
hij als god ten dode
opgeschreven nu ervaart
Twijfel
ingeklemd tussen mens en kat
weet ik niet wie ik zal strelen
de ene zwijgt en ruikt naar wilde rozen
de ander spint en is voor mensen geurloos
beiden hebben een zacht vel
mijn linkerhand glijdt langzaam langs de mens
mijn rechterhand raakt glinsterende haartjes heel licht aan
een spinnetje kruipt langs de muur omhoog
niet aaibaar
maar aandoenlijk in zijn nietigheid
In spiralend zand
voorbij het schaduwrijke loof
van eeuwenoude eiken
zindert zomerse hitte over
geelkleurende korenvelden
naar kerktorens in het verre land
stilte markeert de vlucht
van een spaarzame vogel
die hard schreeuwend de
koelte verlaat geschrokken
door een plots springende haas
wind ruizelt het blad
krijgt houvast in spiralend
zand op het uitgelopen pad
hoosjes dansen in stijgen
als dronken oude wijven
waar klokken het middaguur slaan
rollen hun tonen over warm land
ontwaken mensen uit lome dromen
vouwen handen en danken de heer
voor hun eten en het zomerse weer
In warme jachttinten
gloedvol
piekt je haar
in warme jachttinten
het is de tijd
van het jaar dat
harten sneller kloppen
jij lacht smakelijk
alle aandacht weg na
het oogsten van hun blik
beweegt met gratie
en natuurlijke souplesse
tot hun grote schik
ze dollen dagen uit
scheppen op over
hun toekomstige buit
spieden al naar
ogen die toegeven
jagen is het echte leven
Ergens in de luwte
ik heb wind
contouren gevraagd
van het land waarover
hij net geeft geraasd
hij dwarrelde wat
ergens in de luwte
sprak ik met hem af
benieuwd naar ontmoeten
hij streek neer
in een vlaag
onverwacht maar
ik wist dat hij het was
hij bulderde niet
vloog nauwelijks op
maar was heel bedaard
zo dicht bij aard
hij omvatte mij
liet zijn streken zien
kleine stormen en hozen
stiltes als tussenpozen
hij eindigde met
een onbedaarlijk gaan
zijn afscheid een zware orkaan
in het oog hoorde ik mijn naam
Daartussen parelt leven
ik eigen blauw
als basis voor
helderheid en kou
het donkere
geeft diepte in
mysterieus verdwijnen
door het lichte
sprankelt zon
zijn magisch schijnen
op pril groen
en later schaduwrijk
koel zomerloof
dat herfst belooft
in vrucht en kleur
een volle rijke oogst
groen en blauw
daartussen parelt leven
als schitterend gegeven
Voelde zijn hart
ik aaide hem zacht
voelde zijn hart
keek in zijn ogen maar
wist nooit wat hij dacht
zijn wereld
had ooit vrijheid
planning en bestaan
in iedere dag ervoor gaan
door geur en kleur
volgde hij seizoenen
intuïtief in eten en
het verzamelen van buit
huid en vacht
volledig aangepast
zo ook het paargedrag
met zorg voor de kleinen
als huisdier is
zijn bedje in stro gespreid
spelen en slapen op vaste tijd
maar zijn vrijheid is hij kwijt
Geen ruines
wij kenden het spel
van eb en vloed
met zand en de golven
bouwden de dijkjes
wisten bij voorbaat
dat water er over heen slaat
begonnen weer zonder
woorden opnieuw
maar iets verder weg
er waren geen ruïnes
het strand bleef intact alsof
ons plezier geen geschiedenis had
we zagen in schuim
hun overwinningslach op
zand van maagdelijke pracht
Deze kleine werelden
ik heb hem
jarenlang zien staan
tot hij zijn laatste
knieval heeft gedaan
de knoest als
overblijvend monument
het leven heeft hem niet
verwend in zijn bestaan
maar hij stond
steeds meer in de weg
ik heb uiteindelijk zijn
sterkste wortels blootgelegd
met hakken zagen
en breken hoopte ik zijn
aanwezigheid te vergeten
het is me niet gelukt
in de rulle aarde
ontwaarde ik zoveel leven dat
ik het mezelf niet kon vergeven
om die schepping teniet te doen
deze kleine werelden
vernietigen voor
eigen woongenot vergeeft
zelfs geen barmhartige god
Ons konijntje
we hebben pas
een schattig konijntje
zij is nog erg jong.
maar heel erg lief.
ze is heel mooi gekleurd.
we zijn er allemaal dol op.
en zit vaak bij ons op schoot.
ze vindt het heerlijk
als we haar strelen.
ze wordt goed verzorgd
met stro, snoepjes, worteltjes
ja, het is een lieve aanwinst voor ons.
ze vindt het ook heerlijk
om in de kamer te lopen.
ja, we zijn er allemaal erg blij mee.
De vitale vibraties
heb met bomen gefluisterd
naar het ruisen van
bladeren geluisterd in
tientallen jaren van groei
maar de vitale
vibraties zijn over
in het geluid van het lover
hoor ik niet meer je bloei
in het tasten naar
warmte voel ik rust
en gelatenheid in de
groen bemoste basten
nog staan ze fier
torenen hoog boven mij uit
in het samen beleven van tijd
is ook voor mij de spirit voorbij
het zachte avondrood
legt lieflijk de waarheid bloot
van een ouder wordende boom
ik fluister en hoor weer je kroon
Verlokkend bloot
de avondzon
kleurt bloedrood
ik zie al glimpen
verlokkend bloot
bij schikgodinnen
in het donker aardse
diep van binnen
maken kobolden
en kabouters zich klaar
voor het feest van het jaar
elven feeën en wat
heksen op een rij
bezemen hun straten
in vrij entree voor magiërs en
tovenaars in rood scharlaken
ridders rovers en bandieten
mogen niet van dit
binnen aards plezier genieten
wulpse vrouwen daarentegen
komen hun charmes geven
pas als de goden zitten
op hun gouden troon rommelt
onweer zijn donkerste toon schicht licht
langs hemel en aarde in een pandemonium
dat mensen de haren doet rijzen in afgrijzen
Een mythische hand
ik heb het strand
zien veranderen als
door een mythische hand
waar ooit de duinen
verwaaiden staan
nu huizen op stand
geen drietand
of neptunus maar
een hand van de mammon
regeert hier met macht
graaiers en geld
ondermijnen natuurlijk gezag
de zee heeft gesproken
met steeds hogere golven
haar stijging krijgt grote gevolgen
als zand het land niet meer
kan beschermen zal de natuur
met liefde onze arrogantie beërven
Wiegt kristal
zij bloeit glas
wiegt kristal
op zonnewind
kaatst stil
het prille
in ontluiken
breekbaar
opent zij fragiel
naar buiten
de eersteling
doorzichtig
in bestaan
kondigt
heel voorzichtig
lente aan