ongrijpbaar was
de lach waarin ik het 
eerste sprankje lente zag
een glinstering in oogcontact
de groet die kaatst
in spiegels van de ruiten
die buiten door het
eerste prille groen van 
bomen  raast de takken af
en dan op straat 
licht echoot in het water 
van de wallekant waar
ook de zon zich
glinsterend laat zien in de 
nog wat frisse ochtenddauw
ik weet dat jij je nooit
laat vangen omdat je nergens
lang genoeg blijft hangen
want jij moet verder met 
het openen van de dag omdat 
ook voorjaar op de lente wacht