Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Strengetjes hoogblond
de strengetjes
hoogblond
witte tanden
bij het diepblauw
van de kou in
stralende ogen
helaas kan niet
iedereen op deze
schoonheden bogen
en al helemaal niet
op het warm
zomerse strand
omdat dan alles
moet rammelen
en ook het glas uit
zijn behuizing wil
nog is die energie
niet gesynchroniseerd
zijn er teveel
afwachtende ogen
ja de grote leidster is
nog niet gearriveerd
zij was druppels aan het
delen op Werelddierendag
De ommekeer
nog hadden de mensen
niets in de gaten. de lichte
ongesteldheden waren
er altijd al en de notoire
zeurders daar kon je al lang
hele straten mee beleggen
maar dit voelde anders
dit had te maken met
lichaam met huid met je
je voelen en dat was
gewoon uitermate eng
stukjes van je hand lieten los
en bewogen van je af
en je kon ze ook niet
volgen want ze losten
al gaande op verdwenen
in totale defragmentatie
zonder sporen
angst was op de mismaakte
aangetast gezichten al niet
meer als menselijk
te herkennen de leefomgeving
begon ook zich van de
specifiek menselijke aankleding
te ontdoen.alsof de ziel uit de
menselijke bewoning werd gesloopt
ramen en muren verbrokkelden
gaven uitzicht op een totaal
entropische ondergang van de natuur
niet in groei maar in wildgroei
daar waar de
fundamenten van
de aarde zichtbaar
werden begon orde in de chaos
te komen, wel van een andere
dan de bekende orde
signalerend bleek er nauwelijks
iets van de oude constellatie
zichtbaar over te zijn
en bleek de nieuwe schepping
al in volle gang bezig te zijn
alles onaanraakbaar vreemd
en nog zonder enige
communicatie zodat de entree
nog even op zich laat wachten..
de onrust bedaarde tot aan een
verre horizon de zon aan haar
eerste overwinningsronde begon
Te jong piepgroen
in de vroege
ochtend
dromenmist
van de lage
weilanden
staan zwart en
wit te herkauwen
het natte gras
dat nog aan de
vraatzucht was
ontkomen en het
te jong piepgroen
wacht nog een
zomerdag
om het
met parelend
door de nacht
gekoelde dauw
als ochtenddrank
in alle rust
te consumeren
Het hengsellied
op de rand van
het zomerse licht
stond het haveloze
huisje te wankelen
geleund tegen de
schaduwkant van
het donkere bos
we keken
elkaar aan
ik wist dat we
zouden gaan
op onderzoek
uit zomaar gewoon
pure nieuwsgierigheid
natuurlijk kraakte
de deur kreunend
zijn hengsellied
vertelde de trap
bijna ademloos
zijn leuningsloze
levensverhalen
waren vloeren
onbetrouwbaar
verrot door
het druipend
vocht van het
al jarenlang
kapotte dak
toch ademde
het huis een
prettig verblijf
had de goede
aura kleuren
en vooral een
gezonde levenstint
gefundeerd
op sterke rots
de trots van
moeder aarde
en de hoeder
al zo lang van
het eigen lot
Als vlammend diamant
ik zag ze vlagen
op de zachte
muziek van de wind
ze wenkten met
hun kristallen en
flitsen vroegen
om aandacht
voor hun mêlee
aan kleur die
buitelde
tegen elkaar
stuiterde als
vlammend diamant
de witte dwarrel
die langs mijn raam
zweefde verkleefde
af en toe even
in nieuwsgierigheid
naar binnen waar
hun capriolen op
schrift werden
gesteld natuurlijk
a.live en zonder
te smelten door
de aandacht die
langs hen gleed
Winterklaar
nog is er
het speelse
gefladder van
jonge blaadjes
op ondeugende
vlaagjes van de
lichte lentewind
toch zullen ook zij
binnenkort de koelte
van het zomers groen
moeten dragen
nu nog in hun kleurig
fleurig herfsttapijt veeg
en opruim al voorbij
alles is afgedekt
ook de kleine knoppen
winterklaar verpakt
in afwachting van licht
en warmte om de soort
weer een nieuw jaar
te laten bloeien
als de natuur ze
tenminste al
van kleins af aan
in de seizoenen
volgens eeuwen
protocol wil
laten groeien
Zomers
nog net
geen trillende
horizon maar
wel zomers
de verre mêlee
van hooikleuren
met wilde bloemen
en knisperend gras
in de verte
klept de abdijklok
zijn twaalf uurtje
wereld neemt rust
na een vroeg begin
waarvan het fris nog
in de donkergroene
schaduwen hangt
generaties
oude bomen
zien de mieren
naar buiten komen
met koningin in de
droom van 25 graden
om te gaan zwermen
naar een nieuwe stek
de schaduwplek
wordt druk bezet
door hongerig
drukke jeugd
die ook vertier zoekt
en wij op weg
om stilte liefkozend
te beminnen
nog de schrik
van een luide
knap van
een droge tak
door de laatste stap
op weg naar die
uiterst smakelijke
zak patat met
Nog niet zo groot
Weidebloempje, nog niet zo groot
een enkeling tussen de zaden
laat de regen vallen in je aard
breng het bloeien in leven
tot je groot en krachtig bestaat
en leeft en groeit en voelt
dat alle wortels onder je staan
en je verbaast dat de druppels
door je gronden blijven vloeien
zelfs als je achterover bent gewaaid
Tot op de dag dat je vertrouwen kan
dat de weide jouw bloemen draagt en
dat ‘s morgens het vroege dageraad
de zon doet wederkeren en
haar stralen je doen groeien
Tot je bloeit en lacht en straalt
En alle vlinders op jou rusten
Niet omdat je in de weide staat
Maar jouw groei naar
onthaalde warmte vertaald
Weidebloempje, nog niet zo groot
Laat je de druppels niet ontnemen
laat de regen maar vloeien door je aard
blijf maar staan waar je was geplant
Jij geeft de vrede door aan
de bijen, en vlinders en vogels
Die naar jouw bloemen doen verlangen
Het nemen is een vorm van geven;
Die regen heeft niet zoveel zin
Als jij geen stralen laat ontvangen
Lichtgevende symbiose
ik sprokkelde in
een narrige wind
streepjes licht
tussen herfstig
natte takken
met zwammen
en paddenstoelen
als kameraad
met goede neus
wat wij zochten
was eetbaar en
vochtig met een
schimmelkleur
in de rood met
witte stippengeur
van uiterst gevaarlijk
toch leefde ik nog
samen met bacteriën
die met het bleke
wit als schutkleur
hun bestaan vonden
in een licht loos milieu
waar mijn streepjes
licht de portalen
aangaven waar dood
en verderf energie
produceerden uit
lichtgevende symbiose
van ongehoord en
nooit geweten die
daar hun supers voor
voeding vonden die
wij uit onze overvloed
aan naam en daklozen
hebben gegeven om
echt leven op te sporen
Friemelt en krioelt
het woelt
friemelt en krioelt
met vleugels
en harige poten
jij fietst en loopt
onbewust af en toe
met de mond open
maar je bent
het zat dat
onderhuids
gekruip en jeukend
gevoel ze komen
jou de oren neus
en mond uit
niemand heeft
thuis de juiste
spuiten en pillen
om het ongedierte
effectief te stuiten
en buiten te sluiten
voor een goede nacht
zag er laatst een
langs jouw been
naar boven kruipen
verlamd van schrik
kon jij helemaal niks
waar hij is gebleven ik
zou het echt niet weten
Met rood overgoot
we lachten
speelden met
lange schaduwen
die onze benen
maakten in
de lage zon
donker
contrasteerden
ze op de witte
stenen muur
van de buren
jouw voeten
raakten net
de rand ik
bescheidener
in lengte maar
gespierd de
overhand
we liepen alle
passen hinkelden
en sprongen
hoger dan ooit
moesten vreselijk
lachen hoe
onze schaduwen
vaak uit zichzelf
bewogen en wij
in herkenning de
reprise wilden
doen wat niet
lukte met zo
iets kleins als
een lieve zoen
pas toen
avondlicht het
contrast met rood
overgoot zijn wij
opgestapt de muur
zag ons met
ludiek leuke
schaduwen
verdwijnen in het
tegenlicht van de
ondergaande zon
Hun laaiend gesprek
ik kan het
niet laten
even achterom
te kijken en
dan dat wegwerp
gebaar te maken
in pure onmacht
natuurlijk ben ik
gewend aan wat
ik zie maar toch is
er nog altijd de
stille hoop voor
een vlot herstel
van dit gebied
in de brand was
de immense hitte
van het vuur
allesverzengend
withete emoties
waren loeiend in
hun laaiend gesprek
alleen de punten
en komma's staan
ontdaan van alle
onzin nog fier rechtop
ook de alinea's
hebben hun vorm in
vertrouwen behouden
de boodschap
van het landschap
is dan ook voor
iedereen te lezen en
wordt met het jongste
groen en hier en daar een
bloem al lieflijk geïllustreerd
De magische kracht
zij bezat
de magische
kracht zonder
outfit in blauw
of zwart
geen demonen
uittredingen
of hekserij
haar armen
bezworen
compassie
legden geluid
aan banden
in het bespelen
van menigten en
oplopende emoties
mensen voelden
zich opgenomen
hun dromen
herkenbaar verhaald
door geestdriftige
ogen die niet alleen
maar beloven
een wereld
bijna van kant
vers van het land
zij wakkerde schaamte
aan bij de mensen
over wat zij de aarde in
rücksichtslose mishandeling
hebben aangedaan
als resultaat van
300 jaar roofbouw
het teloor gaan van
een paradijs vol
dromen dat in
miljoenen jaren
gegroeid is en gebloeid
heeft voor kleinkinderen
die er niet komen
Rood rijzende maan
ik had je zien lopen
voor de grote rood
rijzende maan aan
een dichterlijke horizon
het landschap straalde
mystiek in gewijde stilte
waarbij langzaam rood
naar geel verschoot
jouw passen
dansten in het gaan
voorbij en terug langs
een wassende maan
waarvan het licht
tot gezicht verijlde in
het diepste donkerblauw
uit de universele kou
Warmte en magie
ik vond
jouw boek
op de open
plek in het bos
waar de maan
en het mos
elkaar raakten
feeën rustten
nadat zij hun
dansjes maakten
sloeg het boek
open en voelde
hoe warmte
en magie tussen
de pagina's lagen
als bladwijzer
om verder te gaan
op het pad dat jij
volgde want ik weet
me anders zo alleen
ze zijn allen bij
ons gekomen die
wij al ontmoeten
groeten en zij lezen
nu met ons mee
in het licht van de
maan kijken elkaar
gelukzalig aan blij
met zoveel en vooral
heel warm samenzijn
Het bos silhouette
ik zag de
eerste herfst
al oplichten
in je ogen waar
het donker loof
in veel kleuren
hing te drogen
in het ruizelen
gaf de wind meer
contrast tussen aarde
en wat je nog verder
aan de hemel zag
het bos silhouette
al zijn winterpracht
je stem zong
in warme tonen
de wegen naar
de overvloed van
afgelopen zomer
die door lange dagen
uitbundig werd gedragen
handen plukten
het nog warme fruit
dat op plateau als
zichtbare buit werd
geëtaleerd waarvan
de geuren iedereen
met magie opfleurden
Klonen van het gewone
ik heb de wereld
af zien glijden in
zijn race tegen de klok
met als blok aan
het been de agonale
genen die het beste in
ons boven zouden halen
als wij ons leven door
hen lieten bepalen
in de maatschappij
woekert de entropie
van steeds het beste
willen zijn de snelste
ook rijker en succesvol
in de toevoeg vaan het
eigen genenmateriaal
aan de mix van uiterst
gewenste profielen
juist daar waar de
eenheid smaak gaat
prevaleren en uniciteit
zijn verrassing verliest
schiet de evolutionaire
trigger tekort in diversiteit
want mensen uit de
genenbank willen geen
klonen van het gewone zijn
Winterse ritmiek
ik zag
dat zij lachte
maar haar
ogen ijsden
het landschap
met een strakke
noordoostenwind
zacht zong
het riet
langs de oevers
het verdriet
over zomer en
zon in een
winterse ritmiek
weer glijden
krassend de
gebogen lijven
in de luwte
van de kant
hand op de rug
de ander even rust
in onpeilbaar
zwart komt de
schaatser zich tegen
nog is er haar lach
in de lage zon
alleen ruist riet al
hypnotiserend nacht
Schoonheid
je ladderde
in veranderend
licht de ontelbare
treden naar
beneden waar de
bloemenmand voor
heden de kleuren
van morgen al had
jij hebt selectief
naar het zonlicht
breken gekeken
met armen vol
keuzes corrigeer jij
stukjes schaduw
tot schoonheid en
harmonie in balans
waar eerst het
prille nog kille licht
de natuur verkent
gaat warmte de
bekende body geven
als de zon in het zenit
staat komt verdiende
rust eindelijk tot leven
Wat magie bereikt
je beweegt
de schaduw
van je hand
aan de achterkant
vervloeien
pigmenten tot
harmonie die
wereld een nieuwe
kleur mee geeft
waar twee
componenten
samen gaan kan
in de optelsom
onverwacht een
nieuwe kleur ontstaan
met een frisse
eigen kijk op wat
magie zo bereikt
juist in het
organisch gedeelte
beloven passen
en meten geen
vaststaand resultaat
weet dat uit het
ongewisse in missen
van de ratio de
verrassing altijd groot is