Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Een kaartje...
Versie 1:
Vol spanning keek ik, want daar kwam de postbode aan.
Zou hij mijn huisje nu alweer zomaar voorbijgaan?
Maar daar kwam hij ik keek het was een kaartje van Chris dus;
Er zat vandaag een vrolijk kaartje in mijn bus!
Versie 2:
Vol spanning keek ik, want daar kwam de postbode aan.
Zou hij mijn huisje nu alweer zomaar voorbijgaan?
En ja daar kwam een kaart met erop een boom, een beuk;
Ik lig dan misschien niet echt in een deuk
maar zo'n kaartje is en blijft enorm leuk!
Vol midden-oosten klanken
luid schettert de muziek
vol midden-oosten klanken
treinen rijden niet omdat
er angst is blijven hangen
verdwaald in eigen stad
niemand die mij richting geeft
vroeger ben ik toch
ook heel vaak hier geweest
de straat is rijkelijk
bekleed met donkere gewaden
maar er is geen mens die
het nederlands nog spreekt
geen vluchteling te zien
terwijl je mag verwachten
dat zij hun medebroeders
echt niet laten zakken
ook hun angsten zijn gebleven
omdat geloofsgenoten
enkel eigen wetten lezen
elkaar vermoorden in allah's naam
Weerbartige contouren
de natuur heeft
het palet met klassieke
kleuren klaargezet
wind veegt nonchalant
wat bladeren van het doek
kaalt takken tot een lichte hoek
waar aarde somberde
onder het zomers zware loof
komen nu de jonge varens bloot
het is geen tweederangs leven
zij gaan deze herfst
nog hun lentetintjes geven
toch schraalt het weer
en scherpen lange schaduwen
al weerbarstige contouren
in het diepe blauw
strepen witte lijnen
de strakte van vorst en kou
Als de spiegel beslaat
de groten uit
de geschiedenis hebben
altijd een naam gehad
maar door hun leven
liep een schaduw
die de echte macht bezat
zij waren naamloos
moeilijk te traceren
deze onzichtbare heren
hoewel soms dames
staat konden maken
zij liepen minder in de gaten
ook in het klein
spuugt schaduw zijn venijn in
levens die met lach lijken omgeven
weet dat als
de spiegel weer beslaat
je eigen schaduw voor je staat
Onder oplichtend wit
ik voel aan strand
de warme energie van
het collectief geheugen
in grijsblauw doorzichtig
schilderen golven ons leven
onder oplichtend wit
zij kabbelen gedachten
fluisteren woorden uit
de boeken van bestaan
alles is opgeslagen in
minuscule flintertjes zand
glijdend door de losse hand
zacht draagt wind
de refreinen van ieders lied
het eeuwig nirwana vergeet jou niet
Een warme winter
je bloeide bloemen
toen je binnenkwam
de zon nog in je haren
ogen straalden
blij verrast met
zachte lentekleuren
een vleugje wind
bracht fris aroma binnen
van een spelend buitenkind
ik wist dat jij
zou komen om samen
de zomer te verdromen
herfstbuien keuren nu
de rijpheid van de oogst
ons is een warme winter beloofd
Spielerei en gekte
we draven door
en graven weer
naar de geschiedenis
van het authentiek detail
in de cirkel der historie
is dat altijd het geval
als wij in een stijlloos
vacuüm zijn beland
de mens grijpt terug
naar schoonheid uit
verleden tijd omdat heden
zonder inspiratie blijft
ook muziek en schilderkunst
borduren voort op
vroegere patronen maar
vernieuwing wil niet komen
chaos schrijft in gedichtenland
omdat ieder alles van poëzie
denkt te weten zijn slechts
spielerei en gekte overgebleven
De wereld van hiernaast
in het diepe rood
van ondergaande zon
buitelen kleine gnomen
met veel plezier in de
toppen van de bomen
kobolden springen
op de grond waar
het eerste licht
van de nieuwe maan
traag tevoorschijn komt
op de open plek
van het donkere bos
dansen elven en feeën
op het zachte mos
hun openingsrituelen
oplichtend tussen
vage lage struiken
ogen tovenaars en
zwijgzame druïdes
uit het verre buiten
ik ben in de wereld
van hiernaast geweest
die wij in onze haast
helaas niet kunnen zien
of toch in alle rust misschien
Kittig hoog klikken hakken
verleidelijk winkelt de straat
dringt ongemerkt haar kleuren op
aan argeloze passanten
warm vertellen geuren op
delicate wijze hoe laat het is
nodigen uit tot een kleine dis
maar niet nadien etalages
hun snuisterijen hebben getoond
appellerend aan de smaak van de koper
verlokkelijk is bling bling
dat opgepoetst straalt
en artistiek fraai is uitgelicht
kittig hoog klikken hakken
het wachten is passioneel amicaal
met de vrolijke taal van witte wijn
zachte muziek schildert
in speelse tonen een achtergrond
van beleven en uitgekomen dromen
In confrontatie
ik heb het landschap uitvergroot
groen in duizend tinten
op maagdelijk linnen gladgestreken
maar aan pigmenten kleefde dood
wilde het vitale en de
oerkracht van de zee weergeven
golven vangen in hun schuimig grijs
zelfs geen waterspat bleef hangen
zag de storm schimmig jagen
voelde uit donkere wolken regen vlagen
striemend pal in mijn gezicht
het woest natuurgeweld heb ik gemist
ik zoek altijd naar extremen
om weer te voelen dat ik echt besta
niet de zachtheid van het meebewegen
maar in confrontatie met waar ik voor ga
Lachte geluk
hij speelde met blokjes
in alle vormen en kleur
stapelde langzaam tot bouwen
in tijdloze aandacht
lachte geluk voelde hij
warmte en vertrouwen
toen kwam het kind
speelde met wind
danste op hoge voeten
haar open gezicht
bleek en wat sproeten
groette hem stil
in voorzichtig kijken
begrepen zij beiden
dat ieder anders was
speelde op eigen wijze
samen en toch apart
dat echt delen voor later was
Wolkte weg in dromen
ik had vroeger al
mijn eigen stek
een plekje waar ik speelde
het liefst bouwde ik
mijn zandkastelen
gevuld met fantasie
pas jaren later
ging me dat vervelen
keek ik peinzend naar de lucht
voelde me als vogel
in een vrije vlucht
wolkte weg in dromen
bevolkte mijn luchtkastelen
met kamers vol verhalen
legendes in mystieke talen
landen was vaak een probleem
ze trokken altijd aan me
met hun eeuwig koude handen
moest onder de mensen komen
me bewegen in het leven
maar ik voelde me totaal ontheemd
Terwijl storm bossen rooit
weer laat de natuur zijn
vleugels vieren om de ondraaglijke
saaiheid van het leven te versieren
de rivieren zijn geknecht
hun speels meanderende bochten
afgesneden en weer recht gelegd
maar een stortvloed zal
de vele dijken doen bezwijken
water zal zijn overloop weer krijgen
hagel gaat de oogsten stenigen
terwijl storm bossen rooit en
een regenboog de heuvels glooit
kom maar heldere zon
en brandt het laatste tere blad
in de verstuiving tot woestijnen
nog zijn het slechts details
maar de eerste tekenen zijn er al
saaiheid brengt het leven in verval
Reikende handen
ik heb nooit geleerd
reikende handen
met elkaar te vergelijken
pas in het schudden
kon ik voor even
diep in de ogen kijken
vaak maakte me dat
niet veel wijzer omdat
ik de ziel nauwelijks zag
toen jij mij je hand gaf
voelde ik intuïtief
dat het voor eeuwig was
met het paradijs
in onze ogen zijn we
samen naar buiten gelopen
nooit hebben wij omgekeken
het leven was enkel vandaag
de rest zijn we fijntjes vergeten
Uit hoge minaretten
waar uit hoge minaretten
nog gebeden schetteren
gonst door oude tijden
het onherroepelijke einde
vernietiging breekt
monumenten in
hun trots en statigheid
na eonenlange waardigheid
beesten feesten
na het doden van de geest
die opgeslagen lag in
wat ooit beschaving is geweest
als afgoderij en mensenschennis
in dezelfde bloedbaan stromen
zullen woestijnen nooit meer
tot bloei kunnen komen
De kilte voorbij
nog hingen
woorden in de lucht
ontdaan van samenhang
licht ontwijkend
als op de vlucht
toen schaduw kwam
ze waren vervlogen
uit de zoete samenzang
van liefelijke zinnen
die langzaam vloeiden
uit intense emoties
heel diep van binnen
toch bracht stilte
de kilheid voorbij
jouw liefde voor mij
Het vlammend rood
de bosrand
staat nog vlammend
in rood krijt bij het
afscheid van de zomer
waar groen
al donker duistert
draden elkaar kruizen
tot herfstige huizen
heeft zij de zon gekeerd
op hete dagen hitte
geweerd en verwezen
naar trillende einders
zij was de poort
van het schaduwrijke bos
het veilige oord
voor schuilende dieren
nu kaalt de dood
als brekende wind
verbleekte takken in het
vergeten vlammend rood
Nog danst haar stem
waar ogen
iets doven in
het late middaguur
ondersteunen
handen en armen vlammend
haar geestdriftig vuur
ondanks het verstrakken
van lijnen in het gezicht
blijft haar uitdrukking lief en licht
in haar bevallig gaan is een
zekere traagheid ontstaan
die ruimte geeft aan een lach
waar vroeger kracht
en alertheid was
is tedere broosheid gekomen
nog danst haar stem
op de melodie van voorheen
zij is niet alleen in haar dromen
Het applaus is grijs
hij poetst en polijst
spreekt van zilver
maar zijn woorden
slaan zwart uit
wanhopig kijkt hij
zijn toehoorders in de ogen
ziet wat hoofden gebogen
terwijl de rest hem ontwijkt
nog is hij niet klaar
wie zwijgt stemt toe
maar het applaus is grijs
en zijn stem doodmoe
als hij het katheder verlaat
met een nietszeggend gebaar
ziet hij op de voorkant prijken
spreken is zilver goud het zwijgen
Vogels
Te zijn een vogel, altijd vrij,
te zijn zo'n fluiter, altijd bij,
om dromend door de lucht te zweven,
om je vliegend uit t leven.
En dat allemaal heel olijk,
want je bent iedere dag heel vrolijk.
Wat zal dat een opluchtend gevoel zijn,
om zo-even los van alles-te kunnen zijn.
Naar ach, dat is per slot van rekening maar een wens,
want tenslotte ben ik geen vogel maar een mens.
(1980)